Recht op afstammingsinformatie

Recht op afstammingsinformatie

Als een zwangerschap via kunstmatige bevruchting tot stand is gekomen en de kinderen/moeder op zoek is/zijn naar gegevens waarmee de identiteit van de donor kan worden achterhaald, komt de vraag aan de orde welk recht moeder/kind heeft op afstammingsinformatie. Dit recht is geregeld in verdragsrechtelijke bepalingen als artikel 8 EVRM en met name artikel 7 IVRK. Teneinde dit recht ook expliciet in de Nederlandse wet te verankeren, is in tekst van het Conceptwetsvoorstel Kind, draagmoederschap en afstamming voorgesteld om in Boek 1 BW een nieuw artikel 199a op te nemen:

  1. Een kind heeft toegang tot informatie die op diens biologische of genetische afstamming betrekking heeft en is opgenomen in een daartoe gehouden register.
  1. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur wordt al hetgeen bepaald dat het register of de registers betreft, in het bijzonder wordt bepaald welke informatie aangetekend kan worden, wie om aantekening kan verzoeken, op welke wijze deze aantekening geschiedt, wie onder welke voorwaarden toegang hebben tot welke gegevens en op welke wijze bewaring, verstrekking en verwijdering van aangetekende gegevens plaatsvindt. […]’

Tegenover het recht op afstammingsinformatie staat het recht van de spermadonor op zijn anonimiteit. Deze tegensteling speelt met name bij zwangerschappen die tot stand zijn gekomen vóór de (volledige) inwerkingtreding in juni 2004 van de Wet donorgegevens kunstmatige
bevruchting (Wdkb). In die wet is anoniem donorschap aan banden
gelegd, tenzij zwaarwegende belangen van de donor anders met zich brengen. De ontwikkeling van het ‘recht op afstammingsinformatie’ is in gang gezet in het richtinggevende arrest van 15 april 1994 (HR 15 april 1994, NJ 1994/608 (Valkenhorst)).
Valkenhorst exploiteerde een kraamkliniek die tot doel had de begeleiding van ongehuwde moeders en hun kinderen. Valkenhorst weigerde het kind informatie te verstrekken omtrent wie zijn vader was; daarvoor was volgens Valkenhorst toestemming van de moeder vereist. In de afweging van het belang van het kind op afstammingsinformatie enerzijds en dat van de moeder op respect voor haar privéleven anderzijds, prevaleerde
volgens de Hoge Raad, het recht van het kind. Als gemeld, is eenzelfde principe het uitgangspunt van de Wdkb bij zwangerschappen die via kunstmatige donorbevruchting tot stand komen. Professor Nuytinck vat de essentie van die wet als volgt samen:

‘De persoonsidentificerende gegevens van de donor, dus diens geslachtsnaam, voornamen, geboortedatum, burgerservicenummer en woonplaats (art. 2 lid 1 onder c), worden aan degene die weet of vermoedt dat hij is verwekt door en ten gevolge van kunstmatige donorbevruchting en die de leeftijd van zestien jaar heeft bereikt, op zijn verzoek verstrekt, nadat de donor daarmee schriftelijk heeft ingestemd. Verstrekking blijft, indien de donor daarmee niet instemt, uitsluitend achterwege indien, in aanmerking genomen de gevolgen die niet-verstrekking voor de verzoeker
zou kunnen hebben, zwaarwegende belangen van de donor meebrengen dat verstrekking niet behoort plaats te vinden (art. 3 lid 2).’

Vóór de inwerkingtreding van de Wdkb was er een regime voor anonieme donoren (het zogeheten A-loket), en een voor bekende donoren (het B-loket). De B-loket-donoren wisten dat het kind (ooit) de gegevens van hen zou kunnen opvragen. In de overgangsbepalingen van de Wdkb (art. 12 lid 2 en 3 Wdkb) is aan deze bekende B-loket-donoren de mogelijkheid geboden om tot de volledige inwerkingtreding van de wet alsnog als ‘onbekend’ te worden geregistreerd. Daarmee is het fenomeen ontstaan van de ‘switchende donoren’. Opmerkelijk aan de ‘switchoptie’ was dat moeder en/of kind niet van zo’n statusverandering op de hoogte werden gebracht.

Een rechter kan in het algemeen niet beoordelen of de belangen van het kind prevaleren boven die van de donor. Daarom heeft de minister van
Volksgezondheid, Welzijn en Sport een wetsvoorstel ingediend naar aanleiding van het switchen van B-donor naar A-donor. Daarmee moet worden voorkomen dat alle donorkinderen van voor juni 2004 (die zich in eenzelfde situatie bevinden) een rechtszaak moeten aanspannen om zo te kunnen beschikken over de persoonsidentificerende gegevens van de donor die bij zijn/haar verwekking betrokken was en ten tijde van zijn donatie had aangegeven een bekende donor te willen zijn.