Honden- en kattenverbod in een appartementencomplex

Honden- en kattenverbod in een appartementencomplex

Kan een algeheel verbod tot het houden van honden en katten in een appartementencomplex bij huishoudelijk regelement geregeld worden? Het Hof Den Bosch heeft zich op 9 mei 2019 over deze vraag uitgesproken, en in een vergelijkbare zaak heeft de Rechtbank Limburg op 9 juni 2021 de uitspraak van het Hof gevolgd.

Het Hof heeft onder meer het volgende overwogen: “Het hof is van oordeel dat een algeheel verbod op het houden van honden en katten […] geen regel van orde vormt maar een principiële beperking van de gebruiksmogelijkheid van het appartementsrecht. Iedere permanente aanwezigheid van een hond of kat in het gezin van een gebruiker van het appartementsrecht wordt aldus […] uitgesloten ook indien geen enkele overlast of hinder wordt veroorzaakt, en/of ook indien sprake is van een blindengeleidehond of hulphond. […] Aldus wordt de appartementseigenaar in algemene zin en onvoorwaardelijk beperkt in een deel van zijn of haar gebruik, ongeacht de wijze waarop hij of zij dit gebruik vorm wenst te geven. Aan de vastgestelde beperking (in algemene zin en onvoorwaardelijk) van het gebruik […] doet niet af dat het slechts om katten en honden zou gaan en niet om een verbod op alle huisdieren. […]

Regels omtrent gedrag van honden en katten, bijvoorbeeld het niet veroorzaken van overlast door bijvoorbeeld overdadig geluid en/of het bevuilen van gemeenschappelijke ruimten, zijn daarentegen wel regels van orde. Deze kunnen immers ook ten aanzien van bewoners zelf worden geformuleerd, zoals een verbod op overlast door geluid, waaronder die door muziekinstrumenten, gedurende bepaalde delen van de dag.”

Kortom, een algeheel verbod tot het houden van honden en katten kan conform artikel 5:112 lid 4 BW uitsluitend in het splitsingsreglement worden opgenomen en niet in het huishoudelijk reglement.